Limburgse vrouwen krijgen vaker ruggenprik bij bevalling

Limburgse en Brabantse vrouwen krijgen bij een bevalling vaker een ruggenprik dan andere Nederlandse vrouwen.
Dat blijkt uit een analyse van het VUmc van alle ruim 600.000 bevallingen in Nederland tussen 2010 en 2013.

Interventies

In de grootschalige studie is op provinciaal niveau gekeken naar de verschillen in medische ingrepen bij een bevalling. Onderzoeker en verloskundige Anna Seijmonsbergen-Schermers keek naar verschillende gebruikte interventies zoals inleiden, pijnbestrijding, kunstverlossing, keizersnede en betrokkenheid van de kinderarts.

Ruggenprik

Bij het gebruik van een ruggenprik zijn grote regionale verschillen zichtbaar. Zo werd in Limburg en Brabant het vaakst een ruggenprik gezet bij een eerste bevalling, respectievelijk 36,4 en 37,5 procent. In Drenthe (12,3 procent) en Flevoland (13,7 procent) is dit percentage een stuk lager.
In provincies waar de ruggenprik minder vaak werd gebruikt, werd vaker gekozen voor een andere vorm van pijnbestrijding zoals remifentanil of pethidine.

Weeën stimuleren

Er bleken bovendien opmerkelijke regionale verschillen te zijn in het gebruik van oxytocine voor het inleiden van de bevalling of het stimuleren van weeën. In Limburg kwam dit minder vaak voor, bij 58 procent van de bevallingen, dan het landelijk gemiddelde (62,2 procent). Ter vergelijking; met name in Flevoland (66,5) en Utrecht (65,6) werd oxytocine vaak gebruikt.

Kinderarts

Ook hoe vaak een kinderarts betrokken werd direct na een bevalling, varieerde tussen provincies flink. In Noord-Holland gebeurde dit 'slechts' bij 36,9 procent van de bevallingen, terwijl dit in Limburg bij ruim 60,3 procent van de bevallingen het geval was.

Onwenselijk

"Dat het gebruik van sommige interventies bij een bevalling zo sterk verschilt per regio is een onwenselijke situatie", vindt Anna Seijmonsbergen. "Het kan voor een deel liggen aan verschillen in wensen van vrouwen, maar de grootte van de spreiding wijst erop dat zorgverleners ook een grote invloed hierop hebben."
De onderzoeker vindt dan ook dat zorgverleners en beleidsmakers kritisch moeten kijken naar het gebruik van deze interventies. "Als in sommige regio's teveel en in andere te weinig interventies plaatsvinden, zou dat kunnen leiden tot extra risico's voor moeder en kind. En als er te snel wordt ingegrepen bij een bevalling, worden er ook onnodig kosten gemaakt", zegt Seijmonsbergen.