De Maastrichtse draaideurcrimineel Jo C. (51) wil naar een inrichting voor stelselmatige daders.
De zogenoemde ISD- maatregel moet hem in staat stellen zijn leven op orde te krijgen. Onder meer omdat C. door ISD de nodige hulp krijgt. "Ik heb het hard nodig, anders overleef ik het niet", verklaarde hij woensdag voor de Maastrichtse rechtbank.
OM
Het Openbaar Ministerie (OM) steunt de Maastrichtenaar in zijn wens. Na een reeks diefstallen, bedreigingen, een mishandeling en huisvredebreuk die tussen november 2014 en augustus 2015 plaatsvonden, móet iets gebeuren. Dat vinden alle betrokkenen. De Maastrichtenaar zit momenteel vast.
'Ik sla geen vrouwen'
C. bekent een vriendin geduwd en bij de keel gepakt te hebben. Geslagen werd er niet, zegt hij. Het OM én de rechtbank zijn het daarmee eens. "Ik ben dan wel een crimineel, maar ik sla geen vrouwen. Ze wilde me buiten krijgen tijdens een woordenwisseling. Ik vind het vreselijk, zeker toen ik de foto’s zag. Het is mijn beste vriendin."
Bedreiging met een stoel
Bij het Leger des Heils bedreigde de dakloze Maastrichtenaar een medewerker met een stoel, agenten vreesden dat C. hen met een schop te lijf zou gaan. Ook verbaal liet de Maastrichtenaar zich gelden. Verder ging hij bij een super twee keer met blikken bier op de loop.
Open kaart
C. speelt open kaart voor de rechtbank. Hij bekent alles. "Er moet iets gebeuren. Ik ben al jaren met de gemeente in gesprek over huisvesting, maar dat levert niets op. Mijn grote geluk is dat ik drieënhalf jaar de cel in ging. Ik woog 40 kilo, heb hiv en hepatitis A, B, C én D. Als ik op straat kom, ben ik dood. Dat zegt de dokter ook."
Hiddema
Officier van justitie Wil Peute denkt dat ISD de beste oplossing is. "De rechtbank moet wél tussentijds kunnen toetsen of alles goed verloopt." Theo Hiddema, raadsman van de verdachte, sluit zich daarbij aan. "Mijn cliënt legt het moede hoofd in de schoot."
Grap
C. sluit af met een verklaring. "Ik heb een code. Geen inbraken, oude mensen, vrouwen of kinderen. Ik pak alleen van de grote hoop." Het verleidt de voorzitter van de rechtbank tot een grap. "Dacht ik even dat u ging zeggen dat je niet aan andermans spullen mag zitten."